Het vervangen van gewasbeschermingsmiddelen in de bollenteelt heeft tijd nodig
De studenten Plantenteelt, richting bloembollen, van Vonk in Hoorn oriënteren zich op een toekomst waarin minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Om meer te begrijpen van het complex aan factoren dat invloed heeft op de groei en weerbaarheid van gewassen bezochten ze M.C. Zonneveld BV, lid van NLG-Holland. Bij het Expertise Centrum Bloembollenteelt kregen ze inzicht in proeven die met vervangende, zowel chemische als natuurlijke, middelen worden genomen.
Uit de verslagen die studenten naderhand inleverden, blijkt dat inmiddels goed is doorgedrongen dat de zorg voor een goede bodem de basis is. Leden van NLG-Holland (duurzame bollenteelt) hebben door de jaren heen veel ervaring opgedaan met het toepassen van groenbemesters en ook eigen mixen samengesteld. Thijmen Berbee noteerde: De NLG-mix is goed voor de structuur omdat gewassen uit het mengsel wortelen op verschillende dieptes en omdat organische stof in de bodem wordt gebracht. Lars de Goede wist te benoemen dat meer bodemleven ervoor kan zorgen dat schadelijke organismen minder kans krijgen. Enkele studenten konden gewassen en hun specifieke werking uit de mix noemen. Toch moet worden vastgesteld dat kennis over groenbemesters niet van zelf blijft hangen en studenten in de praktijk nog veel op onderzoek uit moeten gaan.
Op bovenstaande foto is te zien hoe Ty Zonneveld, zelf ook studerend aan Vonk toelichting geeft op de bodemstructuur. Op de achtergrond twee hopen met zelfbereide compost, verrijkt met Bokashi. Niels Ruiter vatte samen waarom NLG-leden zich hebben verenigd: om samen onderzoek te doen naar een duurzame teeltmethode, om kennis te vergaren en te delen in dit netwerk en om ook in de toekomst in de markt te blijven.
Wortelvorming bij de tweejarige teelt van lelies.
Berbee was ook de proef met druppelbevloeiing in de tweejarige teelt van lelies opgevallen. Hier probeert Zonneveld te bereiken minder water en kunstmest (halve dosering) te geven, door het regelmatig en direct bij de wortels te brengen. De gift wordt beter afgestemd op de behoefte, waardoor kans op fusarium bij een overmaat aan stikstof afneemt. Als de haspel niet meer hoeft te worden ingezet, neemt ook het risico van bladverbranding, afspoelen van olie (tegen luis) en botrytis af.
De studenten bestuderen de groei en wortels tijdens de laatste fase voor het rooien van de tulpenbollen.
Hoewel er bij telers van het NLG-collectief ook veel kennis valt te halen over vervangende middelen en maatregelen, blijven aangelegde proeven zoals bij het Expertise Centrum Bloembollen in Breezand nodig. Met een weerbaar gewas wordt niet alles voorkomen en dan is ingrijpen nodig. Daarnaast is er nog de strijd tegen onkruid. De conclusie uit dit bezoek mag zijn dat eerstejaars studenten geen volledig inzicht hebben in het huidige middelenpakket, wat overigens ook niet kan worden verwacht, en dat deze ondernemers van de toekomst voor een uitdaging staan. De werking van biostimulanten in de proeven in Breezand was nog niet wat zij hoopten.
Toch zijn er perspectieven. Eén student noteerde dat bijvoorbeeld Zonneveld al 70% minder middel gebruikt bij het dompelen, en 50% minder op het land. De praktijk heeft gewoon tijd nodig om nog meer natuurinclusieve landbouw te bedrijven, waarbij de biodiversiteit toeneemt.
Bekijk ook de bij dit artikel horende video's:
1. Video over de druppelirrigatie: NLG-lid Peter Zonneveld legt uit hoe hij op zijn bedrijf in Julianadorp in de tweejarige teelt van lelies via druppelslangen kunstmest toedient, met als doel: een lagere dosering te hoeven inzetten en minder waterverbruik.
2. Video over de bladvoeding: Nick Hulsebosch legt uit dat de tulpen worden bemest en weerbaar worden gemaakt door middel van bladvoeding.